Wetsvoorstel civielrechtelijk bestuursverbod

Datum 25-09-2014

Op 1 september 2014 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie het wetsvoorstel Wet civiel-rechtelijk bestuursverbod ("Wetsvoorstel") bij de Tweede Kamer ingediend. Het Wetsvoorstel moet leiden tot een aanpassing van de Faillissementswet en moet volgens de Minister bijdragen aan een effectievere bestrijding van faillissementsfraude en aperte onregelmatigheden in of rondom een faillissement.

Met het Wetsvoorstel wordt het mogelijk voor de rechter om op verzoek van het openbaar ministerie of op vordering van de curator in faillissement een bestuursverbod op te leggen aan frauderende of malafide gebleken (voormalig) bestuurders of feitelijk beleidsbepalers van Nederlandse rechtspersonen vanuit de gedachte te voorkomen dat malafide bestuurders hun activiteiten ongehinderd kunnen blijven voortzetten. Voor de toepassing van het Wetsvoorstel worden uitvoerende bestuurders bij een rechtspersoon met een one-tier board en feitelijk beleidsbepalers gelijkgesteld aan bestuurders. De mogelijke vordering van een bestuursverbod geldt derhalve niet voor commissarissen of niet-uitvoerende bestuurders. Indien het bestuur van een rechtspersoon wordt gevormd door een andere rechtspersoon, kan aan de bestuurders van die rechtspersoon een bestuursverbod worden opgelegd.

Een bestuursverbod kan door de rechter uitsluitend worden opgelegd indien de (voormalig) bestuurder of feitelijk beleidsbepaler van een rechtspersoon, tijdens of in de drie jaren voor-afgaand aan het uitspreken van het faillissement van die rechtspersoon:

  • bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak aansprakelijk is gesteld op grond van artikel 2:138/248 BW voor het faillissementstekort van de betreffende rechtspersoon;
    • doelbewust namens de failliete rechtspersoon rechtshandelingen heeft verricht, toegelaten of mogelijk gemaakt die op grond van artikel 42 of 47 Fw bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak zijn vernietigd;
    • ondanks een verzoek van de curator, in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen jegens de curator;
    • hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijk persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft; of
    • hetzij als zodanig, hetzij de gefailleerde rechtspersoon, bij onherroepelijke beschikking een boete is opgelegd wegens een vergrijp als bedoeld in de artikelen 67d, 67e of 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

    De rechter is in bovengenoemde gevallen bevoegd, maar niet verplicht om een bestuursverbod op te leggen. Ook kan hij de werkingssfeer en termijn beperken. Het gevolg van een onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij een bestuursverbod wordt opgelegd is dat de betrokkene, voor een periode van maximaal vijf jaar, geen bestuurder, commissaris of feitelijk beleidsbepaler van een Nederlandse rechtspersoon kan zijn. Dit betekent dat de betrokkene niet langer als bestuurder kan functioneren bij de gefailleerde rechtspersoon. Tevens eindigt zijn functie als bestuurder of commissaris bij andere rechtspersonen waar hij deze functie bekleedt. Een benoeming in strijd met het bestuursverbod is nietig. Om een effectieve handhaving te garanderen biedt de griffier de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel aan, die het defungeren van een bestuurder voor de duur van het verbod laat inschrijven in het Handelsregister. Het bestuursverbod voorziet in zoverre in de maatschappelijke behoefte aan een krachtiger aanpak van veelplegende faillissementsfraudeurs en katvangers.
  • Terug naar overzicht